.

.

dinsdag 18 februari 2014

Van Vroeger en Nu

Een van de vele markten in de jaren 80 en 90,
waar we met onze zakken Natuurkompost present waren.
Geiten houden

Ons werk begon in Nederland, in de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw, toen we een huis op het land konden huren van een vriend. Toen Hendrik werd ontslagen als zwemonderwijzer begonnen we een kleine boerderij met melkgeiten. We maakten geitenkaas en we begonnen onze eigen moestuin. We wisten nog niet veel van tuinieren, maar de kaas sloeg aan en verkocht best goed. De mest van de geiten konden we prima gebruiken op de moestuin. Er kwamen elk jaar nieuwe geiten bij en de hoeveelheid mest groeide. Alles bouwden we op uit voortschrijdend inzicht. Achteraf heeft deze wijze van werken ons veel gebracht. Op de geitenboerderij zijn we begonnen met onze eerste compostering. Om te beginnen lees je een boek.

Binnen de reguliere landbouw kwamen we geen recente literatuur tegen over compostering. Maar bij de biologisch dynamische landbouw vonden we des te meer verhandelingen over compost. Het begrip 'Eco' (ecologische landbouw) kenden we toen nog niet. Dat moest nog worden uitgevonden. Wél kenden we de Rudolf Steiner beweging, die dateert van ongeveer 1930. Het jaar dat Rudolf Steiner een lezing gaf over antroposofie en tuinieren. En daar verscheen dan weer een boek over. Zo waren er nog wat boeken over biologisch tuinieren; tuinieren zonder spitten, tuinieren zonder gif etc. En alle boeken handelden over tuinieren met compost. Biologisch tuinieren was de alternatieve hype van de zeventiger jaren. (Tegenwoordig praten we over 'organische landbouw', in plaats van over 'biologische landbouw'.) Kortom, er was zeer interessante literatuur, die Hendrik avonden lang heeft bezig gehouden.

Composteren volgens het boekje

Onze eerste composthoop werd opgebouwd van tuinresten, keukenresten en wat we maar vonden aan organisch materiaal. Volgens het boekje 'Tuinieren zonder Gif', geschreven door Alwin Seifert, dienden we dikke lagen organisch materiaal af te dekken met een dunne ("pink dikke") laag grond. Hendrik volgde de instructies secuur op. Wat waren we trots op onze hoop. We lieten hem aan iedere bezoeker zien en filosofeerden over wat een mooie compost we er wel van zouden overhouden en wat we er allemaal wel mee zouden kunnen doen.
Hendrik: "Volgens het boekje moesten we drie maanden wachten, voordat we er aan mochten komen. Die drie maanden hebben wel lang geduurd. Maar dan is er de dag, dat het mag en toen ging dan ook de schep er in. Wat een teleurstelling was dat. De hoop zag er van binnen nog net zo uit zoals ik hem had opgezet. Niets maar dan ook niets was er gecomposteerd. Geen bacterie had de moeite genomen om ook maar iets te ondernemen. Elke dikke laag organisch materiaal had ik afgedekt met een dun laagje grond. Die grond had het organisch materiaal afgesloten van lucht en water en had het zo doende geconserveerd. Als we de opgebouwde hoop veel langer, misschien een jaar, onberoerd hadden gelaten was er natuurlijk wel wat gebeurd. Dan was er wel degelijk bacteriële activiteit ontstaan en was de hoop tot compost geworden, door invloed van regen, regenwormen etc. Ik heb de hoop vervolgens flink nat gemaakt en hem zo veel mogelijk omgezet. Het is uiteindelijk toch compost geworden, in de loop van het jaar daarop, maar de teleurstelling van toen is me tot op heden bijgebleven."

Na dit geweldige debacle lukte het ons om geitenmest samen met organische materialen om te zetten tot een hele redelijke compost. We maakten een bloeiende moestuin en het was een heerlijkheid om te zien. Later kwamen we tot de conclusie, dat het de mest was, die de kwaliteit van onze compost garandeerde. Wat we feitelijk deden was het vastleggen van de meststoffen uit de mest in het organische materiaal, waardoor we het volume van het materiaal vermeerderden en de bacteriële activiteit verbeterden. Deze wetenschap kwam ons later goed van pas. En al weer was er een boek in het spel. Dit keer ging het over microbiologie.

De jaren 80. Waterstaat en het Staatsbosbeheer maaiden bermen en landerijen.
Het hooi ging meestal naar de stort.
Een plan en een stichting

Toen onze vriend zijn huis wilde verkopen, zijn we verhuisd naar een huis zonder land in een naburig dorp. Het speet ons wel, want inmiddels was 'het leven op het land' een deel van ons geworden. Maar we hadden drie kinderen en de school was voor hen nu dichtbij.

Hendrik en enkele van onze vrienden werden werkloos en we ontwikkelden samen met hen een landbouwplan in theorie. We richtten een stichting op, om het plan handen en voeten te geven en om werkgelegenheid te creëren voor alle leden, als het plan zou zijn gerealiseerd.

Ons landbouwplan was gebaseerd op de biologische landbouw. Het behelsde een gemengd bedrijf, met een deel akkerbouw, wat veeteelt (geiten wellicht) voor de melk en een deel tuinbouw. Iets dat in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw gebruikelijk was. Ook iets dat wij (wij en onze vrienden) met lede ogen zagen verdwijnen door de ruilverkaveling en de ontwikkeling van grootschaligheid en specialisatie in de landbouw. Ons plan was wel mooi en ook haalbaar, maar ook tegendraads, controversieel én politiek niet echt gewild. Aldus stuitte het op heel wat politieke weerstand. Mede hierdoor verliep de stichting. En dit gaf ons plan een onverwachte draai. Enkele vrienden vonden een reguliere baan. Een enkele emigreerde. En anderen zagen het gewoon niet meer zitten. Zo bleven we over, en waren met nog maar drie mensen, waarop we besloten om de stichting op te heffen. Maar zo ging het niet...

Organische stof

Binnen het theoretisch concept van ons plan misten we een deel organische stof, ofwel materiaal om te kunnen composteren, zoals bijvoorbeeld het stro voor de stal. Eigenlijk meenden we dat we de meststoffen in de organische stof misten. Dat dit alles feitelijk anders was, wisten we toen nog niet. En niemand kon het ons vertellen. Binnen de berekeningen kregen we de kringloop niet rond. We hadden wel compostering en mestverwerking ingecalculeerd, maar het bleek niet voldoende te zijn, om een goede tuin-en akkerbouw productie te garanderen. Wat op zichzelf natuurlijk wel een opmerkelijk gegeven was, om over na te denken. Want een gemengd bedrijf was voor kort geen unicum geweest. Maar met de verbouw van alleen graan, met het moderne stro-arme graan, kwamen we er theoretisch niet uit.

We zijn hier een tijd mee bezig geweest en we kwamen tot de conclusie, dat we wellicht wat hooiland moesten incalculeren. En zo besloten we om op zoek te gaan naar een mogelijkheid om meer te composteren materialen aan te trekken. Mest bevatte ons plan wel voldoende. En onze ervaringen op de geitenboerderij hadden ons inmiddels geleerd, dat je met mest veel organisch materiaal kan omzetten, tot een goede bodemverrijkende compost. En dan ga je praten met mensen.

Terwijl de stichting verliep raakten we in gesprek met enkele overheidsinstanties, om ons te oriënteren op de mogelijkheden om organische materialen te verzamelen voor een mogelijke compostering binnen ons theoretisch landbouwbedrijf. En zo werden we geconfronteerd met diverse, geheel andere belangen dan de onze.

De jaren 80 en 90. Een bekend landelijke beeld. Het gemaaide bermgras langs de weg
wacht op afvoer naar ons compost project.

Een terrein bij Waterstaat

Nederland kent overheidsinstanties, zoals de Waterstaat (onderhoud van wegen en wateren) en het Staatsbosbeheer (natuurbeheer), die de bermen langs de wegen en grote landerijen onder het beheer hebben. In 'onze tijd' en wellicht nu nog, maaien zij elk jaar de aanwezige grassen en voeren ze af naar de stort. Men bood ons aan om deze grassen te gaan composteren. We konden een terrein huren, om voor eigen rekening een composteerbedrijf te starten en (bij succes) te continueren, zo lang als we wilden. Hiertoe moesten we wel afscheid nemen van ons landbouwplan. Hendrik en ik hebben dit voorstel overwogen en we besloten de kans te pakken.

In de jaren 80 startte Hendrik zijn compost project op. Samen met een goede vriend. Menige ochtend fietsten beiden naar het terrein, om proeven te doen en installaties te bouwen. Ik zelf heb me beperkt tot het voeren van de administratie en het aanschrijven van fondsen voor financiering, om uit te kunnen breiden, ofwel mechaniseren.

Hendrik: "Naast de boeken over de biologische landbouw had ik ook de beschikking over oudere boeken met betrekking tot de traditionele landbouw. Deze had ik gekregen van mijn stiefvader. Het waren ooit zijn studieboeken geweest van de middelbare school, in de jaren 40 van de vorige eeuw. Tussen deze boeken vond ik het boekje 'Microbiologie van den akker en den landbouwproducten' daterend van 1943, door Dr. Jan Smit. Ik kon toen de waarde van die informatie nog niet schatten. Dat is pas tot me doorgedrongen toen ik zelf intensief met de microben te maken kreeg. Dus de meest basale kennis van de bodemmicrobiologie lag ten grondslag aan onze latere bedrijfsopzet."

We leerden veel over de compostering van grassen, vanuit de praktijk, in theorie en andersom. We bestudeerden de microbiologie van de bodem en van meststoffen en compost. We deden proeven en concludeerden dat we de productie konden opschalen met behulp van onze, toen al zeer verregaand uitgewerkte, composteringsmethode. En we wisten om te gaan met de Nederlandse, veelal natte, omstandigheden.

Het bedrijf

Dit alles werd de aanloop tot de oprichting van een besloten vennootschap: Tellus Natuurkompost. met Hendrik als technisch directeur ik als financieel directeur. Later werd ik algemeen directeur. Drie jaar na de oprichting van het bedrijf werd Hendrik helaas ziek. Iets dat in de loop van het jaar daarna onoverkomelijk verergerde. Hij bleek genoodzaakt te zijn om zijn werk neer te leggen, wat hem veel hoofdbrekens heeft gekost. We verkochten het bedrijf aan de VAM (Vuil Afvoer Maatschappij), de voor de hand liggende partner op het gebied van compostering. Maar met een geheel andere bedrijfscultuur. Na een jaar heb ik de VAM vaarwel gezegd. Zover wij kunnen nagaan, is er bij de VAM niet veel meer van onze oorspronkelijke opzet overgebleven. De koper kon zijn geld op een andere manier verdienen. Maar onze kennis bleef.


Microben

Hendrik: "Waarom ik composteren zo spannend vindt? We weten dat alles om ons heen is vergeven van bacterieleven. Als ik een composthoop opstart, dan ent ik met entvloeistof, waarvan ik weet dat het vol zit met het bacterieleven dat functioneel is voor het composteren. Binnen al dat hooi moeten zeer veel bacteriën aanwezig zijn. Maar kan je ze zien? Nee ik kan er niet inkijken, maar ik zie wat er met die hoop hooi gebeurt en dan zegt mij dat voldoende. 
Nu maak ik op kleine schaal compost, voor ons zelf. Ik ent het hooi in 1 dompelcontainer, druip het uit in 2 druipcontainers en sla alles op in 5 opslagcontainers, tot alles vol is. Op dat moment begint de vermeerdering van bacteriën. Het opslaan gebeurt geleidelijk en na ongeveer een week gaat alles in een big bag. Na drie dagen al, begint de broei. Na ongeveer drie tot vier maanden kan ik zien dat het hooi is veranderd in verteerde massa. Dat proces nu, vind ik zo boeiend dat het me nog steeds niet verveelt. 
Het composteringsproces maakt het mogelijk om van organisch materiaal (dat wat we niet kunnen eten), voedsel te produceren (wat we wél kunnen eten). Deze metamorfose, deze verandering mogelijk maken, door een proces te hanteren waarbij kennis en geduld de belangrijkste factoren zijn; dat boeit mij nog steeds enorm. En daarom vind ik composteren zo spannend. Nu nog, terwijl ik daar al meer dan 40 jaar mee bezig ben."

Dr. Jan Smit schrijft in zijn boekje 'Microbiologie van den Akker' de veel betekenende opmerking: "Velen, die geneigd zijn, de werking der bacteriën vooral met 'bederf' en ziekten in verband te brengen, mogen bedenken, dat zij allen hier op aarde niet zouden zijn, als de bacteriën hun dat niet mogelijk maakten (met een uitroepteken) !"


Het idee

Grassen uit onder meer extensieve, ogenschijnlijk onbruikbare, gebieden kunnen worden gebruikt voor de compostering van een effectieve grondverbeteraar. Savannen, prairies, pampa's en/of poesta's leveren daarmee grassen die worden gebruikt voor de productie van voedsel. Door het gewas te maaien en af te voeren naar een gesloten composteer systeem kan men uiteindelijk CO2 negatief composteren. Middels een goed grasland beheer, met braakligging en een juist maaibeleid, kan men de branden die in savannen en prairies spontaan kunnen ontstaan, beheersbaar maken. Dit geeft een hele andere kijk op de aanstormende voedsel problematiek. En technisch is het zeer wel mogelijk.

Met onze composteringsmethode kan men klein beginnen en het opschalen, middels wat goed toegepaste mechanisatie. Maar de methode kan op elke schaal worden toegepast, van heel klein tot zeer grootschalig geïndustrialiseerd. Hendrik geeft enkele voorbeelden in de post Beginselen en wat voer voor techneuten.

Hendrik: "Ik kan zien wat wij hier doen. Met mijn compostering maak ik niet alleen vruchtbare grond, ik vermeerder ook nog eens het volume aan beschikbare vruchtbare grond. Dit moet op een grotere schaal de zelfde gevolgen hebben. Dat kan niet anders."

Kleine initiatieven werken het beste, omdat ze van 'gewone' mensen zijn.

Tellus Natuurkompost BV - 1992:


Hendrik's  huidige opzet in Portugal:


*

Stella.



Geen opmerkingen: