Maar waar bevinden dan die mineralen zich in, schreeuwen Marjo, Nannie en Nettie tegelijk, blijkbaar waren ze wel aangedaan door het verhaal dacht ik nog. In stenen en rotsen, was mijn antwoord. Mensen zouden hun landbouw moeten plegen op een rotsachtig terrein, om zo aan hun mineralen te kunnen komen. Je moet denken aan de uitspraak van Rudolf Steiner, die had daar ook al een idee over. Die zei dat je een steen moet zien als een gedrongen kabouter, waar veel energie in zit, het hoeft er alleen nog maar uit te komen. En daar hebben we de bacteriën voor nodig, en daarna de planten, en daarom compost om de bacteriën hun werk te laten doen. Er is wel degelijk een samenhang tussen die dingen. Maar hoe harder de rots is, hoe meer mineralen erin zitten. Hoe zachter de rots, hoe makkelijker de rots onderhevig is aan slijtage, en zo ontstaat een landschap. Je moet grond, en alles wat zich daarin bevindt, zien als een groei medium, waarin we ook van alles kunnen inbrengen. Dus mineralen, maar ook organische stof, het bewateren en bedekken tegen hitte, kunnen beschermen tegen een teveel aan licht, dus er zijn mogelijkheden genoeg, om het uiteindelijke doel te halen, zoals groente kweken, bonen, erwten. Als voorbeeld noemde Inge Inham het mineraal arcenicum, dat hebben onze zenuwbanen nodig, als onderdeel van hun samenstelling en vermogen om de signalen, die via onze hersenen, de zenuwbanen moeten geleiden, en visa versa, om dat te doen wat ze moeten doen. En dat komt allemaal uit de grond, dat weer gesteentemeel is, en daarin zitten mineralen. Maar wat is dan eigenlijk goede grond, vroeg Nannie. Wel, zei ik, goede grond is in feite een samenstelling van meerdere dingen, tegelijkertijd. Maar ook klei, heeft zijn beperkingen, alhoewel kleiplaatjes zijn ontstaan uit gesteente meel, maar zich wel bevinden in een top positie als onderdeel van grond. Het zijn hele fijne plaatjes, die meegenomen zijn door het water, en zich hebben afgezet op plaatsen waar ze uit de stroom water, waarin ze zich bevonden, en zich hebben opgestapeld tot een bodem. Toen moest het nog ontzilten, en kon het zaden opnemen en voortbrengen, die met de wind kwamen aanwaaien. En dát zaad zat vol met mineralen, maar dat was een hele tijd geleden. Maar klei is moeilijk om mee om te gaan, om te spitten, of te schoffelen, en planten. Het is bepaald geen losse grond. Daar staat tegenover, dat hoe zachter de rotsen en stenen zijn, hoe minder mineralen, en hoe meer het lijkt op zand en leem. Waar ik hier op teel is leisteen grond, is bruin tot rood van kleur, door diezelfde mineralen, terwijl zand en leem geel van kleur zijn. Zandgrond en ook leem grond kan wel van kleur veranderen door de organische stof, maar dat is weer niet hetzelfde als mineralen, terwijl mineralen weer wel organische stof nodig hebben voor hun structuur. Het loopt allemaal in elkaar over en heeft ook allemaal met elkaar te maken, en je moet dingen afzonderlijk van elkaar kunnen onthouden. Je kunt dus alle grond verbeteren als je maar weet welke dingen bij elkaar horen. Leemgrond is dus zacht van structuur, en kan veel water vasthouden, maar het heeft geen 47 mineralen die we nodig hebben, maar kan ze wel vasthouden tegen uitspoeling, als er veel regen is. Met leisteen grond heb je nog geen organische stof, maar wel mineralen, dus moet je de organische stof er aan toe voegen, en dat doe ik met compost, om zo het bacterieleven energie geven, om de mineralen los te maken voor de planten. Alles hangt met alles samen, en het is een manier van opletten en vooral niet overnemen wat anderen zeggen, maar de omgeving beoordelen op wat je gaat doen, wat je wil doen, hangt weer af van de grond en omgeving, en zo moet je tot een samenhang komen, wat niet in één moment samen te vangen is. Je moet ook ervaring opbouwen, en niet direct het bijltje erbij neer gooien, als het direct niet lukt. Geduld en inzicht geven de beste opbrengsten, sloot ik het verhaal af.
Hendrik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten